De kermis is weer in het dorp.
In het slaperige vleuten waren de 10 atracties weer neergestreken voor de jaarlijkse kermis. Leuk zo rond de uitkering van het vakantiegeld. Kinderen willen spontaan auto's wassen, zijn weer lief, en willenniets liever dan rondje na rondje in de draaimolen, spin, zijwaartsdraaiend eng ding en botsauto's. Bakvissen doffen zich op en tonen met het laagst uitgesneden topje dat ze voorbij de keurende blik van moeders kunnen smokkelen hun hoop voor de toekomst aan de vers gekapte stoere jongens. De stoere jongens vallen in het niet bij de mannen in spé van de botsauto's en spin, die met onevenredig grote sleutelbossen en ditto schakel armbanden de eksters uit het dorp de ogen uitsteken. De meisjes, het archetype van oerman (ten onrechte) herkennend zwermen om de mannen en jongens heen en menigeen zal voor de eerste keer gekust, bevoeld of zelfs gekend worden. Brave huisvaders slepen hun gezin, altijd minstends een uur te kort, langs alle pedagogisch verantwoorde familie atrakties. Zij falen in het schieten van een beer, bestellen de verkeerde nougat bij de suikerspin dame, die zo heet vanwege haar kapsel en niet om haar koopwaar want dat standje staat verderop, grijpen net naast de imitatie iPod trekken een barbie voor hun zoon en een pijl en boog voor hun dochter. Zij horen niet meer bij de stoere jongens en zijn hun link met het archtype voor altijd kwijt! Hoewel iedereen zijn best doet om het moment te grijpen en te bewaren en ongeremd te genieten zie je de uitgeblustte blikken, als van gekooide wilde dieren, van het kermisvolk. In elk dorp is iedereen enthousiast met hun komst behalve zij zelf. Ze doen overal hetzlelfde, ze draaien hun rondjes, roepen door de microfoon "haal die muntjes aan die kassa Come On" en drukken zuchten op de knop om de halfgevulde attractie weer te starten.
Kortom, kermis is troosteloos, woest en ledig.
Vorig jaar gingen we naar de kermis met de Visjes. Dit jaar konden we ons beperken tot de povertjes (de serveerster vond ons echt irritant omdat we de grote portie, die als normaal op de kaart stonden, te klein vonden en daarom povertjes noemden in plaats van poffertjes). Het jaar dat we wel gingen botsten we te vaak tegen een meneer met een MocroMohawk kapsel. Je kent dat wel. Aan de zijkanten opgeschoren en als de pizzakoerierfooien mee waren gevallen met motiefje, en van boven wat langer naar achter uitlopend in een OpelManta coupe. Een Mat dus. Dit heerschap botste tegen moeders met kleuters, eerdergenoemde bakvissen, andere Mocro's en tegen ons. Dit gebruik makend van alle beschikbare ruimte in de botsauto en hangend aan zijn stuur met gestrekte arm en een hand aan de kin alsof hij nadacht over existentiele filosofische vraagstukken. Botste je tegen hem dan werd hij woest. Moest je dan lachen dan werd hij nog woester. We vermeden hem, ontweken zijn futile poginen om ons de baan af te rammen en frustreerde hem dus enorm. Het was Humor. Op de één of andere manier kwamen de zelfde types op de baan en wij kozen eieren voor het geld en smeerde hem. Hij riep nog iets over doodmaken.. Hem ontging dus, ondanks zijn overpeinzingen het principe van de bots-auto.
Vreemd. Vroeger was kermis nog gewoon leuk. althans in het begin. Later werd er gevochten op de botsautobaan bij ons voor de deur (dat dat ding daar stond was tot ergernis van mijn moeder) maar het begon lief.
Als ik vanaf de lagere school naar huis liep stonden er ineens die grote vrachtauto's en die caravans. Die stonden er niet voor niets. De kriebel in mijn buik begon. De botsauto's kwamen. De grijpkranen, draaimolen, snoeptent, schiettent en overige meuk werden vergeten en alleen bezocht wanneer mijn vader zijn huisvader plicht deed en ons als gezin meenam. De stoere jongens uit de buurt die er vroeg genoeg bij waren mochten meehelpen. Plankjes uitleggen, sjouwen met dingen die eigenlijk te zwaar waren en later zelfs op het dak van de attraktie het zeildoek slepen. Gaaf! Mijn moeder was in tranen! Mijn mooie dure "echte" jeansbroek was vernield. Maarja, ik kon toch niet in de typische jaren 80 corduroy broek meehelpen. Dat was niet stoer. Als dank voor de hulp kregen we, als het niet te druk was, het felbegeerde sleuteltje. Daarmee mochten we, als er wagentjes vrij waren parkeren. Dat was heel stoer. Alsof we nooit anders deden racede we rond hangend aan de palen die de hoogspanning boven ons hoofd verbonden met de electromoteren in de wagentjes en sprongen van wagen naar wagen om de verweesde voertuigjes veilig terug te brengen.
Wij waren de stoerste mannen van het dorp. Kleinere jongens, of de jongens die wel, leunend op hun crossfiets keken maar niets deden keken naar ons op. Grotere jongens probeerden ons tegen de schenen te rijden. Wij waren koningen van het dorp. Te jong en te blue om naar de meiden om te kijken die ons aangaapten. Later probeerde we meisjes mee te nemen in de botsauto's wat ons op strenge blikken en soms zelfs dreigen met de bel kwam te staan.. Want dat mocht toch niet. Heerlijk in de lucht van de overgeparfumeerde bakvissen van een dorp verder, want meisjes uit je eigen dorp.. dat zijn meisjes dus naar! Onbewust van de status van die meisjes chaufeerden we die dames rond. De één bekend als degene die met haar borsten uit het raam hing en de ander bekend als sloerie for no obvious reasons maar ze kwam uit de stad dus dat zei genoeg..
Dan was het ineens weg. De kermis die bijna een week had moeten opbouwen, drie dagen draaide, was in een nacht verdwenen. verpakkingen van goedkoop chinees speelgoed, zakjes van de oliebollen, zaagsel van knalerwten lagen als stille getuige in de modderpoel waar zich enkle nog het silhouet van de kermis aftekende. Met de kermis was ook mijn status verdwenen. Ik was gewoon weer die slappe sukkel. Weer een jaar wachten.
Met de jaren kwam ook het gebrek aan tijd en zin om te helpen en droogde het gevoel een beetje op. Zeker toen mijn moeder stierf. Tussen het moment van sterven en de begrafenis stond de kermis ineens daar. Op goed vrijdag stond de kermis stil en reden we naar het lege huis vol herinneringen. De donkere kermis stond daar als verstild voor onze deur. Alsof ook de kermis gestorven was. Een uitgestorven kermis komt eng over! De dreigende overhangende uithangborden, de gedoofde lampen die wel de straatlantaarns reflecteerde, de afgedekte plastic dieren van de draaimolen leken zo uit een Hitchcock film te komen.
Nooit heb ik meer kunnen genieten van de kermis. Het sprookje bestaat niet meer. De droom is ontluisterd net als sinterklaas als je er achterkomt dat je jarenlang bedrogen bent dat het slechts een dun schilletje is rond heel veel leegte.
Ik kijk uit naar volgend jaar en wil er eigenlijk op een bankje gaan zitten en mensen kijken. Mensen die niet zien dat de keizer naakt is. Dat ze genieten van veel vorm en leegte.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten